Nieuwkomer Nobilon bundelt krachten voor humane vaccins
Bastienne Wentzel
30 juni 2005, Conceptuur
Anderhalf jaar geleden opende Nobilon International, een dochteronderneming van Akzo Nobel officieel haar deuren. Het moderne nieuwe gebouw, waarvan het reliëf in de buitenmuren een virus voorstelt, is volgens Director Bram van Dijck alweer te klein. "Drie jaar geleden waren we met z'n tweeën, nu zijn we met vijftig mensen." De successtory van een nieuw biotech bedrijf dat zich gaat richten op humane vaccins.
Het jonge bedrijf Nobilon wil een fully integrated biotechnologie bedrijf zijn, gespecialiseerd in humane vaccins van R&D tot en met registratie en verkoop . Het potentieel in dit marktsegment is groot. De vaccinmarkt was in 2002 goed voor een omzet van ruim zes miljard euro, en marktkenners gaan er vanuit dat die markt in 2010 zal zijn gegroeid tot tien miljard. Eén van de eerste vaccins die Nobilon op de markt wil brengen is een griepvaccin. In dat segment ging in 2002 twee miljard euro om.
Voor Akzo Nobel is het bedrijf een waardevolle aanvulling op de drie farmaceutische bedrijven binnen de Pharma groep. Nobilon kan putten uit de kennis en expertise van haar zusters Organon, Diosynth en Intervet. "Nobilon is bewust als vierde bedrijf in de markt gezet," zegt Bram van Dijck, "Akzo Nobel had nog geen activiteiten in humane vaccins. Daar gaan wij ons op richten."
Nobilon bereikte afgelopen najaar een mijlpaal door de eerste producten aan Intervet te leveren. Vlak daarna, in november 2004, sloot Nobilon een licentie-overeenkomst met het Australische BioDiem. Nobilon kan hierdoor een griepvaccin in productie nemen waar de Australiërs de licentierechten op hebben. Het benadrukt de vliegende start van het bedrijf dat pas in december 2003 haar deuren opende.
Biotech-bubble
Akzo Nobel wil, aangespoord door de zogenaamde biotech-bubble eind jaren negentig, de biotechnologie meer ruggengraat geven. Onderdeel hiervan is het initiatief in 2002 om de markt voor humane vaccins nader te analyseren. Al in een vroeg stadium van het project kiezen de initiatiefnemers onder wie Bram van Dijck, voor een eigen productiefaciliteit. De bouw van een productiefaciliteit moest meteen beginnen, zelfs nog vóór de start van het haalbaarheidsonderzoek voor het nieuw op te richten bedrijf. Van Dijck legt uit waarom: "Het heeft als voordeel dat je na goedkeuring van het ondernemingsplan gelijk kunt beginnen met produceren." Nadeel is natuurlijk dat je een miljoeneninvestering doet vóórdat het ondernemingsplan in zijn geheel is uitgewerkt. We hebben de productiefaciliteit daarom zó ontworpen dat hij in eerste instantie natuurlijk humane vaccins kan maken, maar ook geschikt is voor de productie van veterinaire vaccins. Bijzonder daarbij is dat de clean-rooms een eigen luchtbehandeling hebben zodat de productie van verschillende vaccins nooit door elkaar kan lopen. Een soort clean-room in een clean-room. Mocht het plan niet doorgaan dan zou Intervet de faciliteit kunnen overnemen. Een win-win situatie dus. "We zijn in 2002 gaan bouwen. Door de interne commitment konden we binnen twee jaar de bouw realiseren en opstarten met onze eerste productiebatches. Een heus huzarenstukje."
De ondernemers hebben de economische wind tegen: binnen een half jaar klapt de economie in elkaar vanwege 11 september. Desalniettemin is de bouw van de productiefaciliteit rond in juni 2003. Van Dijck heeft op dat moment ook zijn ondernemingsplan bij het hoofdkantoor ingediend. Terugblikkend vertelt hij: "Door het rapport dat we uitbrachten was Akzo Nobel meer dan aangenaam verrast. Men had zich niet gerealiseerd hoeveel mogelijkheden er voor het concern zijn in humane vaccins. We kregen halverwege 2003 groen licht en op 1 december 2003 hadden we onze officiële opening."
Weefselkweek
Naast het snel bouwen van een productiefaciliteit, is de tweede belangrijke keuze die voor de weefselkweektechnologie. Bij deze technologie wordt het virus voor het vaccin op een cellijn gekweekt. Traditioneel worden vaak kippeneieren gebruikt als voedingsbodem voor vaccins.
Dat levert problemen op legt Van Dijck uit: "Er zijn miljoenen eieren nodig. Dit vergt een enorme logistieke inspanning zowel wat betreft aanvoer als verwerking. Bovendien kunnen mensen met een kippeneiwit allergie het vaccin niet gebruiken. Met weefselkweek zijn die problemen niet aan de orde."
Het besluit van Akzo Nobel voor een nieuw bedrijf was duidelijk: "Als we gaan, gaan we innovatief, dus met weefselkweek in plaats van eieren", verwoordt Van Dijck de opstelling van het bedrijf.
Nobilon heeft zijn pijlen gericht op twee segmenten in de humane vaccinmarkt: respiratoire vaccins en reizigersvaccins. Van Dijck: "De belangrijkste van de respiratoire vaccins is influenza, het griepvaccin. Wij willen hiervan de zuiverheid en werkzaamheid verbeteren door onze nieuwe technologie met weefselkweek. Verder hebben we een licentie-overeenkomst gesloten met BioDiem. Het griepvaccin van BioDiem is een levend verzwakt virus. Dit vaccin wordt intranasaal toegediend, wat een stuk patiëntvriendelijker is dan injecties. Dit vaccin hopen we rond 2010 op de markt te kunnen brengen."
Het eerste reizigersvaccin dat Nobilon wil ontwikkelen is tegen reizigersdiarree. De moeilijkheid daarbij is dat het een infectie is van meerdere bacteriën. "Nobilon is bijzonder omdat het vaccins kan maken tegen virussen én bacteriën. Het is nog wel lastig om een vaccin te ontwikkelen tegen meerdere bacteriën tegelijk. We kunnen daarom nog niet met zekerheid zeggen of en wanneer we het vaccin tegen reizigersdiarree op de markt kunnen brengen."
Samenwerking
Wat maakt Nobilon zo bijzonder? "Er zijn niet veel bedrijven die het hele pad kunnen afleggen van R&D, productie, registratie en verkoop," zegt van Dijck. "De reden daarvoor is enerzijds dat de productie van vaccins erg complex is, zodat veel kleine bedrijven ervan af zien. Anderzijds kan het ontwikkelstadium lastig zijn. Als een R&D bedrijf in de klinische ontwikkelingsfase terechtkomt kan het zijn dat men redeneert 'schoenmaker blijf bij je leest'." Nobilon is juist door samenwerking met de zusterbedrijven goed in alles, zegt Van Dijck. Biotechnologische productie en procesontwikkeling is goed vertegenwoordigd door Diosynth. Intervet produceert vaccins en heeft de benodigde kennis en ervaring voor het complexe productieproces. Organon heeft de kennis en de structuur voor de klinische ontwikkeling, registratie en verkoop. "Wij maken dus optimaal gebruik van onze zusterorganisaties. Dat voordeel heeft bijna geen enkel bedrijf. Wij hebben een pretentieus idee gelanceerd, maar wel op feiten en ervaring gestoeld."
Nobilon wil zich nog meer gaan toeleggen op samenwerking met andere bedrijven. Dat is bijzonder omdat van oudsher de concurrentie tussen farmaceutische bedrijven groot is. "Dat klopt," zegt van Dijck, "Maar juist in de biotech en vaccinhoek was het besef al veel eerder daar dat we elkaar nodig hebben. Samenwerking is zéér belangrijk voor Nobilon. We kunnen daardoor sneller ontwikkelen en sneller met verbeterde en nieuwe vaccins op de markt komen." De plannen voor de nabije toekomst zijn duidelijk: "Een open oog en oor voor partnerships op R&D en commercieel gebied, productontwikkeling op koers houden en de productie voor humane vaccins verder opschalen."
Dedicated to vaccines
Nobilon International BV is een dochteronderneming van Akzo Nobel. Het nieuwe kantoorgebouw met productie-unit staat op een terrein dat is aangekocht van het zusterbedrijf Intervet, waarmee diverse faciliteiten worden gedeeld. Er werken ongeveer 50 mensen bij Nobilon, voornamelijk in productie en R&D. Verder levert Organon mankracht voor een aantal diensten in toxicologie, registratie en klinische ontwikkeling. Er zijn drie directieleden: Han van den Bosch, R&D Director, Adriaan van Loon, Director productie en Bram van Dijck, Director business, finance en pr/public affairs. De naam Nobilon is een familienaam; Nobel van Akzo Nobel, Intervet heette vroeger Nobilis en ten slotte '-on' van Organon. Omdat Nobilon pas per 1 december 2003 gestart is zijn er nog geen omzetcijfers beschikbaar. Men verwacht rond 2010 het eerste griepvaccin op de markt te brengen.
Het volledige artikel is gepubliceerd in Conceptuur 45, december 2005.