Geen woonboot maar waterwoning
Bastienne Wentzel

25 mei 2007, Intermediair

Na jaren van plannen maken is het zover: nog dit jaar worden de eerste buitendijkse, drijvende waterwoningen verkocht. En wat is nu precies het verschil met een woonboot? Voor kinderen is het in ieder geval net zo lastig buitenspelen.

Een zomerse lentedag in het Gelderse Maasbommel, een mooi dorpje aan de Maas met oude boerderijtjes veilig achter de dijk. Anne van der Molen zit op het terras van haar waterwoning met een fantastisch uitzicht op de rivier. Aan de verkéérde kant van de dijk, de waterzijde dus. "Ik vind het de goede kant," lacht ze. Haar recreatiewoning in park De Gouden Kust is zo gebouwd dat hij bij hoog water gaat drijven. "Dat is de afgelopen drie jaar nog niet gebeurd, helaas," zegt van der Molen. "Het water moet dan zo'n drie meter stijgen. Dan staat het rondom het huis en moeten we met een bootje naar de kant."

Veertien van de 46 woningen in het recreatiepark zijn drijvende woningen die bij laag water op een fundering rusten. Het drijflichaam is een dichte betonnen bak van een meter of twee hoog die dienst doet als kelder. Twee dikke palen houden het huis op zijn plaats áls het gaat drijven. De flexibele leidingen voor elektra, water en riolering bewegen dan mee. Deze zogenaamde amfibische woningen liggen buiten de Maasdijk in een gebied dat kan overstromen. "Dat is het bijzondere van deze huizen. Dat je toch kunt wonen op een plek waar het water soms hoog staat. Je hebt nooit meer een natte kelder," zegt Van der Molen.

Bouwen op een drijvende fundering is nieuw. De technieken, onder andere ontworpen aan de TU Delft, zijn uitgetest op utiliteitsbouw, ofwel gebouwen met een niet-woonfunctie. De drijvende kas bijvoorbeeld die in 2005 in Naaldwijk is gebouwd. Of de zes drijvende watervilla's die architect Art Zaaijer voor woningcorporatie Het Oosten ontwierp en al in 2001 gebouwd zijn. Niemand woont er echter in; ze deden tot voor kort dienst als kantoor voor Het Oosten. De eerste drijvende gebouwen waarin gewoond wordt, zij het in deeltijd, zijn de vakantiehuizen in Maasbommel. Met ruim twee ton zijn ze aan de prijs maar daarvoor krijg je dan ook een recreatiewoning met de riante inhoud van vijfhonderd kuub.

Drijvende betonnen bak
Dit jaar zullen de eerste permanente waterwoonhuizen hun weg vinden naar kopers. De huizen van architectenbureau Marlies Rohmer, ontwerper van een waterwoonwijk in het Amsterdamse IJburg met 75 drijvende huizen en paalwoningen, zullen tot de eerste behoren. Een deel is bedoeld als sociale huurwoningen. De rest zijn koophuizen die ongeveer evenveel zullen kosten als dezelfde huizen op het land.

De huizen van Rohmer staan op een drijvende betonnen bak, een zogenaamd caisson. Ze hebben een sous-l'eau en twee verdiepingen boven het water. "We willen zoveel mogelijk de vrijheid van het water uitbuiten," legt Rohmer uit. "De huizen liggen vast aan steigerpalen maar in theorie kun je ze loshalen en verslepen. Ze kunnen precies door de sluis."

Het drijfsysteem waarop Zaaijers ex-waterkantoor voor Het Oosten is gebouwd, een platform gemaakt van beton en piepschuim, is ontwikkeld door het Canadese bedrijf IMF Systems. In Canada woont men al tientallen jaren in drijvende huizen. Bouwbedrijf Ooms kocht de rechten van het systeem en past het nu in Nederland toe. "Voordeel is dat het platform niet kan zinken, ook niet bij een aanvaring," legt Zaaijer uit. "Verder is het extreem stabiel zodat je villa's van drie verdiepingen hoog, zoals de mijne, erop kunt bouwen."

IJburg
In de Amsterdamse wijk IJburg is inmiddels grond met water te koop: een waterkavel. Bij Ooms kun je sinds kort een drijvende villa kiezen uit een catalogus en die op je waterkavel laten bouwen.

Hoe innovatief de ideeën ook zijn, de gedachte aan een woonboot dringt zich onvermijdelijk op. Wat is het verschil? Rohmer: "Alle leidingen en voorzieningen zijn bijvoorbeeld aangesloten. Dat is bij een woonboot niet altijd het geval." Ton van Namen, projectontwikkelaar van de waterwoonwijk in IJburg vult aan: "De maatvoering doet veel meer aan een huis denken. Het heeft drie verdiepingen en is niet lang en smal zoals een woonark." Art Zaaijer ziet nog een ander verschil: "Onze waterwoningen zijn degelijke volwaardige woningen die aan alle eisen van het Bouwbesluit voldoen. Ze kunnen net zolang mee als woningen op land. De waarde zal dan ook stijgen in de loop der jaren, wat bij woonboten niet zo is."

"Er is een enorm animo voor deze woningen," zegt projectontwikkelaar Van Namen. Voor 55 woningen heeft hij al zo'n duizend inschrijvingen binnen. "Dat zijn mensen die niet op een woonboot wonen en dat ook niet per se willen. Wel hebben ze iets met water." Architect Zaaijer relativeert dat enthousiasme: "Iedereen wil in een waterwoning wonen totdat men ontdekt dat je je auto niet voor de deur kunt parkeren, je kinderen niet buiten kunnen spelen en je met je boodschappen over een lange steiger moet zeulen. Dit is zeker voor het hogere marktsegment een gigantisch probleem."

Brandveiligheid
Technisch zijn de meeste problemen wel opgelost. Een probleem waar ontwikkelaars nu tegenaan lopen is de strikte regelgeving die ontwikkeld is voor woningen op het land. "Het grote punt waardoor ons project lang stil heeft gelegen, zijn kabels en leidingen," verklaart Rohmer. "Alle nutsbedrijven hebben zo hun eigen kijk op hoe die naar de woning gebracht moeten worden." Brandveiligheid is een ander groot probleem, zegt de architect. Als de brandweer een steiger moet gebruiken om te blussen moet er een tweede vluchtweg op die steiger zijn. "Het is een enorm spektakel van regels en eisen."

Woonbootbewoners zijn bekend met nog een praktisch bezwaar van waterwonen. Een woonark is een roerend goed omdat het in theorie verplaatsbaar is. Daarop is het veel lastiger en duurder om een hypotheek te krijgen dan op een normaal huis. "Onze insteek is dat de woningen onroerend goed zijn," zegt projectontwikkelaar Ton van Namen. "De klant koopt een stuk water met daaronder grond, in eeuwigdurende erfpacht in het geval van IJburg. Dat is dus onroerend. Wij gaan ervan uit dat het huis dat daarop staat ook onroerend is. Maar er is geen regelgeving voor."

Een verzekering afsluiten voor een woonboot is eveneens duurder dan voor een woonhuis, beaamt Van der Molen van de recreatiewoning in Maasbommel. Bovendien staan verzekeraars niet te trappelen om waterwoningen te verzekeren. "Wij hebben lang moeten zoeken naar een verzekeraar," zegt de bewoonster. Maar volgens Erwin Voogt, verzekeringsspecialist van Delta Lloyd Groep, valt dat wel mee. "De premie voor een woonbootverzekering is enkele tientjes hoger per maand dan voor een woonhuis. De verzekering dekt dan ook het risico van zinken, een aanvaring en zelfs diefstal van het hele huis."

Dat veel regels nog onduidelijk zijn, komt doordat er nog niemand in Nederland permanent in een waterwoning woont. "Wij Nederlanders zien de noodzaak van waterwonen nog niet," denkt Merco de Noronha van vastgoedontwikkelaar Dura Vermeer. "In Nederland denken we dat alles goed geregeld is en we ons geen zorgen hoeven te maken over de stijgende zeespiegel. In Japan bijvoorbeeld is dat heel anders. Daar is men doodsbenauwd voor het water en bedenkt daarom allerlei oplossingen."

Architect Zaaijer ziet een heel ander probleem: "Waterwonen komt in Nederland niet van de grond omdat er geen locaties zijn. Alleen bij nieuwe bouwprojecten komt er ruimte voor waterwoningen. Het zal waarschijnlijk een kleine nichemarkt blijven. Naar mijn mening is het geen oplossing, noch voor een volkshuisvestingprobleem, noch voor de rijzende zeespiegel."
Waterwoningeigenaresse Van der Molen: "Ik zou iedereen willen laten zien dat het wél kan, wonen op het water. Het heeft eigenlijk alleen maar voordelen. Het is hier prachtig toch?"

Dit artikel is gepubliceerd in Intermediair no. 21, 25 mei 2007 en is te lezen via de website van Intermediair.