In India is alles anders
Bastienne Wentzel


India is een mooi land, waar veel te zien en te doen is. Maar er zelf doorheen rijden vraagt heel veel. Natuurlijk waren we gewaarschuwd en hadden we er al heel wat Derde Wereld-kilometers op zitten. Al vanaf Griekenland moet je rekening houden met medeweggebruikers die elk verkeersinzicht ontberen - al was het maar omdat ze uiers en hoorns kunnen hebben. Het verkeer in India blijkt echter een betonschaar voor onze stalen zenuwen.

Lahore en Amritsar liggen zestig kilometer uit elkaar. Twee grote steden, de eerste in Pakistan, de tweede in India. Gescheiden door een grens bij het plaatjse Wagah die sinds 1947 hermetisch gesloten is voor Indiërs en Pakistanen. Erg druk is het dus niet aan de grens. We lezen in het boek waarin iedereen zich moet registreren dat het afgelopen jaar slechts 36 auto's en motoren de grens zijn gepasseerd. Uitsluitend overland-reizigers zoals wij, plus een enkele journalist. Ook chauffeurs van vrachtwagens met exportgoederen mogen dus de grens niet over. Dragers laden de goederen honderd meter voor de grens uit de vrachtwagen en dragen ze naar het hek. Daar geven ze de pakketten over aan dragers aan de andere kant, die de spullen vervolgens weer naar een vrachtwagen brengen even verderop. Een curieuze processie van mannen in blauwe hemden aan de Indiase kant en mannen in groene hemden aan de Pakistanse kant.
Nog curieuzer is de ceremonie bij de dagelijkse opening en sluiting van de grens. Aan beide zijden voeren soldaten een act op die vooral doet denken aan de Silly Walks van Monty Pynthon, daarbij luidkeels toegeroepen door publiek. Vooral aan Indiase zijde is het fanatisme groot: een overvolle tribune herbergt enkele duizenden toeschouwers - elke dag! Dit spektakel willen we niet missen en dus rijden we 's middags alvast van Lahore naar Wagah om de sluitingsceremonie bij te wonen als supporter van Pakistan. We mogen overnachten bij het gebouw van de Pakistaanse grenswacht.

Cultuurschok
De zestig kilometer tussen Lahore (drukke, stinkende miljoenenstad) en Amritsar (veel kleiner, één van de meer relaxte steden van India, maar oneindig veel slechter voor de carrosserie van je auto dan Lahore en met een complete verkeerschaos) bezorgt ons een ware cultuurschok. Hoe kan het dat je aan de Pakistaanse kant met zestig, zeventig km/u over het asfalt zoeft, terwijl je na de grens over hetzelfde asfalt, in hetzelfde landschap, eigenlijk zelfs met dezelfde inwoners (ze zijn tenslotte pas zestig jaar geleden bruut gescheiden) nog maar dertig rijdt. Waar geiten, koeien en mede-weggebruikers in Pakistan redelijk netjes links houden, loopt en rijdt iedereen in India waar hij zin heeft, onverschillig over het ongemak dat hij veroorzaakt voor mede-weggebruikers. Het blijkt typerend te zijn voor het hele land.
Amritsar heeft overigens de prachtige Gouden Tempel, wat ons betreft één van de mooiste gebouwen ter wereld. Binnenin heerst er relatieve rust ten opzichte van de hectiek van het stadje, en de kleurrijke bevolking tussen de wit-marmeren gebouwen is prachtig om naar te kijken.
We laten noord-India snel achter ons. We hebben een duidelijk doel: het strand in Goa. Dat betekent tweeduizend kilometer rijden door het saaie platteland ten zuiden van de hoofdstad Delhi en deelnemen aan het hopeloze verkeer in dit land. Met naar schatting 30.000 doden per maand is India de wereldwijde nummer één als het om verkeersslachtoffers gaat. Niet alleen in absolute zin, maar ook in relatieve zin. Naar verhouding van inwoneraantal is het aantal slachtoffers vijf keer hoger dan in Nederland. En dat terwijl er relatief vijf keer minder auto's en vrachtwagens rondrijden en bovendien de snelheden laag zijn: vrachtwagens rijden zelden harder dan veertig en bijna geen enkel voertuig rijdt harder dan zestig kilometer per uur. Hoe kan het dan dat er zoveel ernstige ongelukken gebeuren?

Might is right
Twee dingen vallen ons op aan het verkeer in India: de mentaliteit van de mensen en de curieuze verkeersregels. Net als in veel landen in Azië wordt in India links gereden. De wegen zijn van zeer wisselende kwaliteit: van breed en glad asfalt tot een maanlandschap. Het geld voor een goede fundering lijkt steevast een andere bestemming te vinden dan de aanleg van de weg, met als gevolg dat elke nieuwe weg in korte tijd verandert in gatenkaas. Ook de meerbaans highways zijn soms zeer slecht en sowieso niet vrij van ongemotoriseerd verkeer en vee. Het is daarom nooit veilig harder te rijden dan 80 km/u.
Voorrang is iets anders geregeld dan bij ons. De regel 'might is right' geldt altijd: het grotere voertuig heeft voorrang boven het kleinere voertuig in alle situaties, dus ook bij inhaalmanoeuvres. Met name bussen doen geen enkele moeite om rekening te houden met het overige verkeer en zullen dus ook bij naderende tegenliggers inhalen. Als tegenligger rest je weinig anders dan tijdig een vluchtroute via de berm uit te stippelen. Overbodig om te melden dat voetgangers een rechteloze kaste vormen.
Richtingaanwijzers worden gebruikt om aan te geven of degene achter je in kan inhalen (rechter knipperlicht) of juist niet kan inhalen (linker knipperlicht). Wanneer je van richting wilt veranderen steek je je hand uit het raam en gebruik je dus niet je knipperlichten. Doe je dat wel dan zal met name bij rechts afslaan een aanrijding plaatsvinden: de auto achter je zal denken dat hij kan inhalen terwijl jij naar rechts uitwijkt.
Van de verlichting wordt enkel groot licht gebruikt. Overdag om te seinen 'ik ga niet aan de kant'. 's Nachts als gewone verlichting. Op de meestal smalle wegen schijnen de lampen van trucks precies op ooghoogte en dus is rijden in het donker geen doen: na het passeren van een vrachtwagen zie je twee minuten niets meer en dus zie je ook niet die kudde buffels die op de weg ligt te slapen.
De claxon wordt gebruikt om aan te geven: 'Hier ben ik.' Niemand gebruikt namelijk spiegels of kijkt bij oversteken en dus moet een inhaalmanoeuvre of het rijden door de bebouwde kom vergezeld worden van getoeter. Een lange toeter betekent: 'als je nu niet aan de kant gaat rijd ik over je heen'. Veel voetgangers en brommers reageren pas bij dit lange signaal. Het schijnt dat een gemiddelde Indiase bus elke twee seconden de claxon gebruikt. Overigens toeteren Indiërs ook gewoon omdat ze er zin in hebben: 'toet toet, ik ben vrolijk'.

Monoliet
We rijden gemiddeld een dikke honderd kilometer per dag en zijn dan aardig aan het eind van ons Latijn. In het wat saaie landschap van midden-India zoeken we onderweg plekken op die de moeite waard zijn, zoals het fraaie Mandu met zijn vijftiende-eeuwse fort en talloze tempels. Na een praatje met de opzichter en betaling van het enorme bedrag van twintig roepies (nog geen halve euro) mogen we naast een tempel kamperen.
De in de rotsen uitgehakte Boeddhistische grot-tempels van Ajanta zijn prachtig. De oudste zijn uit 200 voor Christus. Een dag rijden verder staat in Ellora de grootste monolithische structuur ter wereld. De Kailash tempel is 46 bij 30 meter en uitgehakt uit één enkel stuk rots. Hij is afgeladen met zeer gedetailleerd beeldhouwwerk van olifanten, goden, koeien en nog veel meer. Het uitzicht van bovenaf op de tempel met het groene landschap op de achtergrond is adembenemend.

Paradijs
Eindelijk is het dan zover: we rijden Goa binnen! Op aanraden van een bevriend Duits echtpaar rijden we regelrecht naar het plaatsje Agonda. Daar zou je nog met de auto op het strand kunnen kamperen. We kunnen de weg niet echt vinden, maar de baai is niet zo groot dus we besluiten gewoon een weggetje in te rijden dat leidt naar het strand. Op het strand linksaf zien we de campers al staan. En ja hoor, dat was iets te optimistisch: we schatten het zachte zand verkeerd in en komen bijna vast te staan. Na veel gedoe, loeiende motor en heel diepe sporen achterlatend staan we eindelijk op het stukje gras. Dit is echt paradijs!
Om het even samen te vatten: de watertemperatuur en luchttemperatuur schommelen allebei zo rond de dertig graden. Wij schommelen vooral in onze hangmat of liggen in zee op een reserve-binnenband. Aan het eind van de dag verruilen we de zee voor het terrasje honderd meter verderop waar ze koud bier serveren, grote flessen voor 85 eurocent. De vier restaurantjes in dit mini-dorpje hebben geweldige Indiase gerechten voor een habbekrats. Op de markt even verderop koop je kip voor de barbecue: één kilo levende kip kost een euro. Slachten kost vijf cent. Brandstof voor de barbecue kost niks, het strand ligt vol met kurkdroge kokosnootschillen. Elke dag de zonsondergang boven zee is ook gratis.

Tata
Na een maand in dit paradijs moeten we echt weer op pad. We hebben ons tenslotte voorgenomen naar het aller zuidelijkste puntje van India te rijden en daarna helemaal omhoog naar Nepal. We laten nog even de olie verversen in een echte Toyota garage. Hoewel de muren volhangen met Japanse kwaliteitsvoorschriften, is het maar goed dat we zelf het oliepijl nog even controleren: ze blijken er twee liter teveel ingegoten te hebben! Onverschilligheid is troef in dit land.
In de technologie-stad Bangalore kopen we voor een prikkie een Tata zonnepaneel met de bijbehorende Tata electronica. De winkel hadden we opgezocht in de Tata goudengids en vervolgens gebeld via Tata Telecom. We worden geholpen onder het genot van een kopje Tata thee. De Tata onderneming is 150 jaar oud en wordt nog steeds bestuurd door de Tata familie. De meeste auto's die in India rijden zijn Tata's. De kwaliteit van Tata auto's is typisch Indiaas, dus buiten India kom je Tata's weinig tegen. Ons zonnepaneel is overigens door BP gemaakt en van uitstekende kwaliteit.

Stop nooit bij een ongeluk
Tweeduizend kilometer noordelijker komen we de slechtste snelweg van India tegen. We hebben net de prachtige tempels van Kajuraho bezocht, duizend jaar oud en in zeer goede conditie. De tempels zijn volgepakt met beeltenissen uit de Kama Sutra, sommige zo expliciet dat het zelfs voor ons schokkend is. Van Kajuraho is het vierhonderd kilometer naar Varanasi, de heilige stad aan de Ganges. Bijna een onmogelijke afstand voor één dag in India, maar we gaan het proberen. We rijden vroeg weg en belanden meteen op National Highway nummer zoveel waar een aantal jaar geleden wel asfalt heeft gelegen. Niets is zo erg als een weg waar nog hier en daar brokken asfalt liggen. We rijden de eerste uren slechts in de eerste en tweede versnelling.
Tegen het einde van de dag stuiten we op een opstootje. Tientallen mensen op straat, de sfeer is dreigend en al het verkeer wordt tegengehouden. We hebben regel één van rijden in India in ons hoofd geprent: 'Als je een ongeluk ziet of er één meemaakt, rijd altijd door! Stop nooit, rij naar de volgende politiepost en geef het daar aan.' Tenzij je gelyncht wilt worden natuurlijk. En hier is net een ongeluk gebeurd. Men maakt ons duidelijk dat er een kind is doodgereden door een bus. De bus noch de politie zijn in velden of wegen te bekennen en men zoekt naar een zondebok. Gelukkig zijn er ook mensen die kalm blijven en ons vertellen maar rustig te wachten. Zij proberen de menigte een beetje aan de kant te krijgen. Na een half uurtje mogen we voorzichtig starten en rijden. De ene helft van de menigte houdt de andere, boze, helft in bedwang. Wij zijn de enigen die door mogen, de file achter ons moet blijven staan. Dit had heel anders kunnen aflopen.
Inmiddels is het na zessen en bijna donker. We krijgen de schrik van ons leven als juist na een bocht een stoomwals op de weg geparkeerd staat. Met piepende banden komen we tot stilstand. Snakkend naar adem staren we naar het enorme betonnen wiel voor onze neus. We doen er nog drie uur over in de stromende regen om in Varanasi te komen, waar we in de stad klem komen te zitten in een optocht van een bruiloft. Na dertien uur rijden ploffen we eindelijk in een bed. We hebben het weer overleefd.

Dit artikel is gepubliceerd in 4WD Automagazine no. 9 - 2005