Kamperen tussen de Romeinse zuilen
Erwin Voogt


Syrië... Is dat niet die enorme zandbak vlak bij Irak? Is daar wat te zien dan? Op onze reis per LandCruiser naar Azië hebben we al zoveel moois gezien, wat kan dit land daar nog aan toevoegen? Bleek dat even een grote vergissing!
Syrië is één van de grote verassingen van de reis, de nummer twee op onze top vijf van bestemmingen per terreinauto (voor de liefhebber: Pakistan is nummer één). Een land van ongelooflijke gastvrijheid en ongegeneerd kamperen tussen de verlaten eeuwenoude ruïnes.

Het land per auto binnenkomen is nog niet zo eenvoudig. Het visum en de daarbijbehorende aanbevelingsbrief zijn nog de minste van onze problemen. Aan de grens begint het gedonder pas echt. Althans voor ons, echte Hollanders die vooral niets te veel willen betalen. In Syrië kent men namelijk voor buitenlanders met een dieselauto een bijzondere belasting, de in reizigerskringen beruchte diesel tax. De argumentatie voor deze diesel tax is dat diesel erg goedkoop is in Syrië (nog geen 15 eurocent per liter) en dat dit voordeel alleen bedoeld is voor de lokale bevolking. Klinkt niet onredelijk, ware het niet dat de tax ruim $100 per week bedraagt, ongeacht het aantal getankte liters, de afstanden klein zijn en de afronding zodanig is dat acht dagen geldt als twee weken en dus $200 kost. Tevens moet je een (te) dure staatsverzekering afsluiten en wegenbelasting betalen. Voor de net zo goedkope benzine is trouwens geen aparte belasting van toepassing. Met name de logica van dit laatste begrijpen we niet, maar we begrijpen wel dat het beter is als onze dieselauto wordt omgezet in een benzine-auto. Dit is een tamelijk eenvoudige klus, die vooral bestaat uit het verwijderen van de diesellabeltjes voor en achter op de LandCruiser.

Diesel?
De grens tussen Turkije en Syrië blijkt een soort sluizensysteem te hebben. De Turkse beambten stempelen de paspoorten en het carnet, daarna is het wachten tot de rest van de auto's in de sluis ook klaar is. Na ruim een uur gaat de grens open en rijden we samen met de andere auto's naar de volgende sluis. Dit is het terrein van de Syrische customs. Enige zenuwen over de slaagkans van onze diesel-benzine ombouwactie zijn voelbaar. Onze paspoorten worden meteen bij het passeren van de grens ingenomen door een politie-agent.
'Do you speak English?' vraagt de Syrische customsambtenaar. 'Un tres petit peu,' antwoord ik vermoeid na eindeloos wachten bij z'n Turkse collega's, die ik dan ook dankbaar ben voor het mij in de juiste stemming brengen voor de juiste rol. Als de ambtenaar mijn paspoortgegevens heeft overgeschreven gaat het verder over de auto:'Diesel?''No.''Benzin?''Yes.'Dan wil de man veertig dollar hebben. Ik wil weten waarvoor dat is, maar op elke vraag om informatie volgt kortaf het antwoord 'Forty dollar.' Nou ja, goed dan. Laten we hopen dat het zoals verwacht voor de verzekering en wegenbelasting is. Nadat ik veertig dollar heb overhandigd vult de man inderdaad een verzekeringspapier in en er komt geen ander verzoek om geld. Dat valt weer mee.
Een tweede ambtenaar komt binnenlopen en hij blijkt de autogegevens ook nog in z'n boek te moeten invullen. 'Benzin or diesel', vraagt hij. Nog voor ik kan antwoorden roept een Turks sujet 'Diesel!' De ambtenaar die het carnet invult mompelt echter 'Benzin.' De tweede ambtenaar stelt verward de vraag nog maar eens: 'Benzin or Diesel?' De Turken blijven dit keer stil en ik antwoord verveeld neutraal 'Benzin.'
Met de paspoorten, een gestempeld carnet en een verzekeringsbewijs loop ik terug naar de auto. Alle Turkse auto's worden grondig doorzocht, maar tot op heden is onze auto ongemoeid gelaten. We rijden achter een andere auto aan het hek door. De politie-agent bij het hek kijkt wat vragend in het rond op zoek naar een superieur die toestemming moet geven, maar laat ons dan door en sluit het hek achter ons. De LandCruiser is binnen! Een stukje verderop zijn de ambtenaren van de immigratiedienst nog eens een uur bezig met de onze paspoorten, maar vragen over benzine of diesel blijven uit. Dan krijg ik de paspoorten en het carnet terug: alles is in orde en we kunnen gaan!

Allemaal op de foto
Alle ellende van de grensovergang is meteen vergeten als we in het eerstvolgende stadje de weg naar de bank vragen. Twee mannen op een brommertje bieden aan om voor ons uit te rijden om te weg te wijzen. Na de halve stad door voor ons uit te hebben gereden stappen de mannen af bij de bank en geven ons zeker een kilo wortels mee die ze net hebben gekocht. Weigeren van deze gift is onmogelijk en met heel veel dank-je-wels nemen we afscheid. De bank is overigens gesloten dus de wortels dienen vervolgens als onze lunch.
Aan het eind van de middag als we wat zoekend door dorpjes rijden worden we praktisch gegijzeld door een familie aan wie we de weg vragen. De teleurstelling dat we na de verplichte thee en fotosessie niet blijven eten en slapen is bijna voelbaar. Wat een aardige mensen hier!
We plannen losjes een route dwars door de woestijn richting de spectaculaire Romeinse ruïnes van Palmyra. De eerste nacht willen we doorbrengen bij het woestijnkasteel Qasr al-Heir. Met hulp van GPS coördinaten van vrienden rijden we er feilloos heen. Er liggen wat huisjes in de verte maar verder is het een kale vlakte met een deels gerestaureerd fort. Heerlijk verlaten en stil op een paar herders na. Tot er een enorme luidruchtige familie arriveert die kennelijk ook een middagje uit heeft. Al gauw zijn wij de attractie en niet het kasteel. Er staan zeker vijftien giechelende Syriërs om ons heen die allemaal op de foto willen, gezellig! Daarna vragen ze of we een batterij voor hun camera hebben. Helaas hebben wij alleen oplaadbare, die geven we dus niet zomaar weg. Sorry... Tot ik ineens één van de meiden in de auto zie grijpen, en blijkt dat de twee oplaadbare batterijen die daar lagen weg zijn. Als één van de mannen ook nog ons fototoestel in z'n handen heeft en er foto's mee maakt worden we eventjes heel erg boos. De batterijen komen gelukkig weer boven water. Jammer, er zijn blijkbaar ook minder beleefde Syriërs.

Koud!
Bij een woestijn zoals die waar we nu doorheen trekken stel ik me toch altijd iets warms voor. Na een erg koude winter in Iran hoopten we op veel weldadige warmte in het Midden Oosten. Het is maart en we lopen al dagen in lange broeken en truien. Tijdens het rijden gaat soms zelfs de verwarming aan in de auto. Als we na een behoorlijk koude nacht wakker worden is het wit buiten. Het heeft gesneeuwd! Het is maar een paar centimeter, maar alles is bedekt. We moeten vandaag het laatste stuk door de woestijn om bij Palmyra te komen, een heuvelachtig gebied door over onverharde wegen. Die zullen wel niet gepekeld zijn... In de loop van de ochtend wordt het allengs warmer maar door de smeltende sneeuw ook veel modderiger. We glibberen over de heuvels, blij dat we GPS hebben want de weg is meestal niet te zien. We maken een paar keer een behoorlijke schuiver, en ondertussen sneeuwt het af en toe behoorlijk zodat we tegen de middag door dertig centimeter sneeuw rijden. Het is al met al een heel onwerkelijke tocht. Als we de laatste heuvels afrijden naar Palmyra breekt de zon door en smelt de sneeuw van de auto. De witte LandCruiser is nog nooit zo vuil geweest.
De aankomst in de Romeinse stad Palmyra is spectaculair: je rijdt tussen de tempels en zuilen door het toeristisch gedeelte van het dorpje binnen. Na een stevige lunch gaan we op zoek naar een kampeerplek. Omdat we ver voor het seizoen zijn is de enige camping min of meer dicht. We mogen er wel staan, maar veel meer dan een koude douche buiten is er niet. Dan staan we liever in het wild. Nog wat schuchter rijden we tussen de ruïnes door, netjes over de paden waar de jeeps met toeristen ook altijd rijden. Er is niemand, de hele Romeinse stad is verlaten. We durven bijna niet te hopen dat het kan: de auto bijna tussen de zuilen parkeren en daar gaan slapen. Niemand die ons wegstuurt, dus we blijven maar staan. Na een prachtige zonsondergang en een koude avond kunnen we tevreden gaan slapen.

Kastelen kijken
Na alle kou, zand en ruïnes willen we even bijkomen op een comfortabele plek. We zoeken een relatief luxe hotelletje in de hoofdstad Damascus en struinen wat door de souks, de overdekte markten, en drinken thee op terrasjes. Het is eindelijk mooi lenteweer en Damascus bevalt ons prima. Er staan nog veel sjieke herenhuizen, de Khans, die vroeger als handelshuis annex hotel dienden, alle gedecoreerd met ingelegd steen en houtsnijwerk. Sommige zijn tegenwoordig restaurants en serveren heerlijk oosters eten met veel yoghurt, aubergine en kip.
Na een paar dagen luxe zijn we klaar voor de volgende ronde historie. We gaan richting het gebied waar de oude Kruisvaarderskastelen zijn. De bekendste van deze kastelen is Krak des Chevaliers. Een imposant bouwwerk uit de twaalfde eeuw, ouder dan de meeste gebouwen in Nederland. De metersdikke verdedigingswal lijkt ondoordringbaar maar door bruut geweld en psychologische oorlogsvoering wonnen de moslims het uiteindelijk toch van de Christenen. Tegen het einde van de dertiende eeuw zijn alle Kruisvaarders uit hun kastelen gezet. In alle kastelen die we bezoeken kun je nog goed zien hoe de moslims hun moskeeën na de verovering binnen de kasteelmuren bouwden.
Als we op een middag bij het kasteel van Saladin aankomen rijdt de sleutelbewaarder net weg. Hij vindt het zo'n teleurstelling voor ons dat we nu te laat zijn en niet meer naar binnen kunnen. 'En morgen is mijn vrije dag', zegt hij. Dat valt inderdaad tegen, we wilden eigenlijk morgen het kasteel bekijken. Nou ja, dan wachten we toch een dag. Maar nee, daar wil de beheerder niks van weten. 'Hoe laat zijn jullie er morgen? Acht uur? Dan ben ik er ook.' Protesteren helpt niet, hij komt morgen speciaal voor ons terug. En het is geen probleem als we overnachten op de parkeerplaats. De volgende ochtend is hij er al heel vroeg. We krijgen thee, een ansichtkaart en een boekenlegger als aandenken. We zijn uiteraard de enige bezoekers en mogen alle tijd nemen die we willen. Nee, extra geld wil hij niet hebben. Hij krijgt het toch, met een ansichtkaart uit Nederland. Dat is toch wel het minste wat we kunnen doen.

Theater
De laatste stop voor Jordanië is het enorme Romeinse theater in Bosra. Met z'n 100 meter doorsnee is het een van de grootste en best bewaard gebleven vrijstaande amfitheaters. Binnenin zijn 6000 zitplaatsen en nog eens 3000 mensen kunnen staand naar de voorstellingen kijken. Omdat het één van de meest toeristische plaatsen in Syrië is denken we niet zomaar een slaapplekje voor de Cruiser te kunnen vinden. We zoeken een hotel, maar daarvan blijkt er maar één te zijn: het sjieke Holiday Inn. Blijkbaar komen hier alleen maar groepen op doorreis. Even een bezoekje en dan weer verder. Alweer worden we gered door een behulpzame Syriër. Obeida heeft een souvenirwinkel aan het centrale plein, bijna tegen het amfitheater aan. We mogen bij hem voor de deur kamperen zolang we willen, water en wc gebruiken, geen verplichtingen. Gebeurt vaker, zegt hij, dat hier overlanders komen. We geloven het bijna niet want vaak wordt je bij dit soort zaakjes gedwongen om vrijwillig naar de tapijten en snuisterijen te kijken - geen verplichtingen, wel iets kopen graag. Drie dagen later staan we er nog. Perfecte plek, aardige jongens die prima lunches kunnen bereiden en prachtig weer. Geen enkele vraag over tapijten. Oja, het theater en de ruïnes waren ook mooi.
In Deel 2 van Reizen in het Midden Oosten:Woestijnrijden in Wadi Rum, de mooiste woestijn van Jordanië, en: hoe komen we Libanon in met een dieselauto?

Dit artikel is gepubliceerd in 4WD Automagazine no. 5 - 2005