Kleine wasjes, grote wasjes
Bastienne Wentzel

23 februari 2007, Intermediair

Een wasje draaien kost veel minder water en stroom dan vroeger, maar de was is er niet schoner op geworden. En bacteriën, gaan die nog wel dood? "Het is aangetoond dat we minder hygiënisch wassen dan twintig jaar geleden."

Mijn wasmachine is stuk. Tien jaar oud, het zat er dus aan te komen. Meteen een goede reden eens een zuiniger apparaat aan te schaffen. De vorige keer kocht ik de zuinigste machine die ik nog een beetje betaalbaar vond, maar volgens Milieu Centraal, dat consumenten onder andere voorlicht over de milieugevolgen van hun huishoudelijke apparatuur, is het intussen haast een klein misdrijf een dergelijk apparaat nog te gebruiken. Daarom vroeg ik de verkoper van de grote witgoedhandel mij de zuinigste wasmachine aan te wijzen. 'Dat maakt tegenwoordig weinig meer uit', was het antwoord. 'Ze hebben allemaal een A-label.'

Sinds 1996 zijn fabrikanten van elektrische apparaten verplicht een energielabel aan hun product te hangen. Dit etiket geeft informatie over het elektriciteitsgebruik van in dit geval de wasmachine (zie kader). Het gebruik is ingedeeld in klassen, van A (het efficiëntst) tot en met G. Tien jaar geleden was een D-label de norm. Sommige machines haalden een C of zelfs een B, een A-machine was een zeldzaamheid.
Maar moderne wasmachines zijn zonder uitzondering veel zuiniger dan tien jaar geleden. Een A-machine is tegenwoordig de norm. 'Fabrikanten hebben van alles bedacht om het energieverbruik omlaag te brengen en een A-label te krijgen', zegt Inge van Kessel, wasmachineonderzoekster bij het onafhankelijke Sohit-instituut, dat consumententechnologie test (Consumer Technology Research Institute). 'Een D-machine verkoopt niet meer.'
Eén wasbeurt bij zestig graden kostte in 1982 1.6 kWh aan elektriciteit, in 2006 ongeveer 0.9 kWh. Het grootste energieverbruik van een wasmachine zit in het opwarmen van het water. Dus hebben de fabrikanten zich vooral toegelegd op het wassen met minder water en bij lagere temperaturen. Ook de elektromotor is door de jaren heen wel wat zuiniger gaan draaien, doordat er betere lagers worden gebruikt, maar het effect valt in het niet bij dat van de water- en temperatuurbesparingen.

Rechtop draaien
Tot de jaren vijftig van de vorige eeuw draaiden wastrommels rechtop. Dat kostte heel veel water. Vergelijk het met een jampotje dat je voor een kwart vult met water en zoveel stukjes stof als erin passen. Zet het potje rechtop en draai het om zijn lengteas. Niet alle stukjes stof zullen nat worden. Maar leg je het potje op zijn kant en rol je het over tafel, dan zullen alle stukjes textiel nat worden.
Met een wastrommel op zijn kant is dus veel minder water nodig om toch alle kleding in de trommel te kunnen wassen. Door deze uitvinding daalde het waterverbruik per wasbeurt van honderd liter of meer naar gemiddeld vijftig.
Daarnaast is het wasmachinetechnologen gelukt de ruimte tussen de buitentrommel ­ een waterdichte bak ­ en de draaiende binnentrommel die erin hangt, sterk te verkleinen. Daarvoor moest de trommelconstructie zeer sterk worden en mochten de lagers nog maar weinig speling hebben. Zou de binnentrommel bij het centrifugeren namelijk tegen de buitentrommel aanslaan, dan zou de schade aanzienlijk zijn. Deze vooruitgang heeft geleid tot nog eens zes liter (warm)waterbesparing per wasbeurt.
En de automatisering heeft haar intrede gedaan in de moderne wasmachine. In een ouderwets, mechanisch programma ligt van tevoren vast hoeveel water in de machine komt, en hoe lang er verwarmd en gespoeld wordt. In de nieuwste machines zit speciale software ­ fabrikanten prijzen het aan als 'fuzzy logic' ­ die al die waarden aanpast op basis van de informatie die het programma krijgt van verschillende sensoren in de machine. Dat kunnen schuimsensoren zijn, sensoren die de troebelheid van het water meten, of het gewicht van de was, en zelfs sensoren die meten of de was erg in elkaar is gedraaid. Is het spoelwater bijvoorbeeld nog vies, dan wordt extra gespoeld.
Bovendien zijn we, daartoe in de jaren tachtig flink gestimuleerd door de overheid, veel vaker op veertig graden gaan wassen. En een was op veertig graden kost de helft minder elektriciteit dan een was op zestig graden. Verder verkort de 'eco-toets' bij veel machines het wasprogramma. 

Biologisch wassen
Ook de wasmiddelenfabrikanten hebben een grote bijdrage geleverd aan energiezuinig wassen. Paul Terpstra, hoogleraar Consumententechnologie aan de Wageningen Universiteit en oprichter van onderzoeksinstituut Sohit, denkt zelfs dat veel van de bezuinigingen op water en elektriciteit mogelijk zijn gemaakt door de verbetering van wasmiddelen. Een toevoeging aan wasmiddelen die enkele tientallen jaren geleden is geïntroduceerd, is TAED (Tetra-AcetylEthyleenDiamine, niet te verwarren met het onthardingsmiddel EDTA). Deze stof zorgt ervoor dat een ander bestanddeel van wasmiddelen, natriumperboraat, bij een lagere temperatuur zijn werk doet. Normaal gesproken vormt deze stof bij zestig graden zuurstofradicalen die de was bleken en bacteriën doden. Met TAED als katalysator ('versneller') gebeurt dat al bij een aanzienlijk lagere temperatuur.
Een andere grote vooruitgang is het gebruik van enzymen, in de zogenoemde 'biologisch actieve' wasmiddelen. Enzymen zijn natuurlijke (biologische) katalysatoren die net als TAED zuurstof kunnen activeren. De werkzame stof in Omo Power, een mangaankatalysator, was afgeleid van een enzym. Helaas bleek het enzym té goed te werken en niet alleen vuil en vet af te breken, maar ook de vezels van textiel.
Andere enzymen kunnen goed de moeilijke vlekken zoals bloed, ei, sperma en chocolademelk verwijderen. Deze enzymen (proteasen) breken de eiwitten waaruit de vlek bestaat af, zodat ze oplossen in water. Verder zijn er enzymen die vetten afbreken (lipasen) of juist zetmeel (amylasen). Enzymen doen hun werk het best bij een niet al te hoge temperatuur, bijvoorbeeld veertig graden. Bij negentig graden gaan de meeste enzymen zelf kapot. Meer onderzoek moet nieuwe enzymen opleveren die nog meer soorten vlekken bij lage temperatuur kunnen verwijderen, aldus Inge van Kessel. 

Minder milieubelastend?
Dankzij al die innovaties gebruikt mijn nieuwe wasmachine met A-label per wasbeurt minder elektriciteit en water dan de oude machine die nu bij het grof vuil staat. Toch denkt Paul Terpstra van de Wageningen Universiteit dat het totale jaarlijkse verbruik van energie en water om te wassen helemaal niet is gedaald. 'De vraag is niet of er per wasbeurt zuiniger wordt gewassen, maar per persoon. We wassen onze kleren bijvoorbeeld veel vaker dan twintig jaar geleden. Ik vraag me af of het wassen thuis echt minder milieubelastend is geworden.'
In 1982 draaide een gezin per week gemiddeld drieënhalf keer een was, nu vierenhalf keer. En de grootte van gezinnen is sterk gedaald in die periode. Terpstra denkt dat er meer wordt gewassen doordat de was minder schoon wordt door het gebruik van minder water, bij lagere temperaturen en met kortere programma's.
Bovendien wordt onze was niet alleen minder schoon ­ en moeten we dus vaker wassen ­ maar is ook de hygiëne achteruitgegaan. Verscheidene studies, waaronder een van onderzoeksinstituut Sohit, hebben aangetoond dat wassen op veertig graden weinig bacteriën doodt, maar ze wel verspreidt over de rest van de was. De bacterie Staphylococcus aureus, die bij mensen bijvoorbeeld in de slijmvliezen van de neus huist, gaat pas dood na een kwartier wassen op zestig graden. 'Je zult er doorgaans niet ziek van worden, maar als je het wasgoed laat liggen, gaat het wel stinken', waarschuwt Terpstra. 'Het is aangetoond dat we minder hygiënisch wassen dan twintig jaar geleden. En het lijkt erop dat dit redenen zijn dat de consument vaker is gaan wassen', zegt hij. Een aanwijzing daarvoor is dat het gebruik van additionele vlekkenverwijderaars, zoals 'oxy-action'-middelen, de laatste jaren een hoge vlucht heeft genomen. 'Het is heel lastig aan te tonen', zegt Terpstra, 'maar ik denk dat dat komt doordat de wasprocessen bij lage temperatuur niet voldoende resultaat leveren.'
Bij Sohit hebben de onderzoekers overigens ontdekt dat sommigen onder ons wellicht op lagere temperaturen wassen zonder dat we het weten. Tijdens een andersoortig onderzoek, dat nog loopt, bekeek Inge van Kessel bij een machine van een bekend merk het temperatuurverloop in de wastrommel tijdens een wasprogramma op zestig graden. Tijdens het halfuur dat het programma werkelijk waste, bereikte de temperatuur maar heel kort deze waarde. Daarna werd niet meer verwarmd en daalde de temperatuur weer gestaag. 'Vroeger was de temperatuur tijdens het hele proces rond de zestig graden. Het staat echter nergens voorgeschreven dat dat moet. De fabrikant heeft er bij deze machine kennelijk voor gekozen via die ontsnappingsclausule nog meer energie te besparen, maar dat gaat ten koste van de waswerking', zegt Van Kessel.
Misschien dat de fabrikant in kwestie niet wist waar hij verder nog energie moest besparen, want veel zuiniger dan nu zullen machines niet worden, denkt Terpstra. 'En de vraag is of we dat wel moeten willen. We houden onszelf voor de gek. We sturen op het verbruik per proces, terwijl het verbruik per persoon veel relevanter is. Bovendien zijn wasmachines al zo zuinig dat er weinig meer te halen valt. We kunnen onze aandacht beter richten op zaken zoals ruimteverwarming, auto's of vakanties. Daarmee wordt pas echt veel energie verspild.'

Wassen met elektrolyse
Een recente ontwikkeling die de hygiëne in onze wastrommel wellicht kan herstellen, is de zogenoemde NanoSilver-technologie waar Samsung en Daewoo onlangs mee op de markt zijn gekomen. Deze nieuwe machines laten door middel van elektrolyse elke wasbeurt een kleine hoeveelheid zilverionen in de trommel oplossen. Zilverionen zijn heel effectief in het doden van bacteriën en andere micro-organismen; ze desinfecteren de was. Het principe is niet nieuw: in ziekenhuizen gebruikt men zilverionen voor het steriliseren van apparatuur, en het systeem wordt ook gebruikt in draagbare waterfilters voor drinkwater. De zilverdeeltjes werken echter niet op bacteriën die ingekapseld zijn in een vuildeeltje. De was moet dus wel eerst schoon worden, en kan daarna nog hygiënisch gemaakt worden met zilver.
In de jaren tachtig is geëxperimenteerd met de zogenoemde 'hotfill'-systemen. Daarbij wordt de wasmachine op de warmwaterkraan aangesloten, zodat de machine het water niet meer zelf hoeft te verwarmen. Het idee hierachter is dat verwarming met een primaire energiebron (gas) efficiënter en goedkoper is dan met elektriciteit. Maar het systeem heeft zo veel nadelen dat het in Nederland nooit van de grond is gekomen. Het belangrijkste probleem is dat heet water uit de kraan zo'n zeventig graden is. Bij die temperatuur ontvouwen (denatureren) de eiwitten uit bijvoorbeeld bloed en chocoladevlekken. Die krijg je vervolgens nooit meer uit de kleding. Bovendien bleek uit onderzoek van het Utrechtse energiebedrijf Remu dat de besparing minimaal is.

Wasmachine-ABC
Een wasmachine met A-label gebruikt ongeveer dertig procent minder energie dan een wasmachine met een C-label. Een wasmachine met A-label verbruikt maximaal 0,45 kilowattuur (kWh) voor een wasbeurt bij veertig graden. Een wasmachine met C-label maximaal 0,63 kWh.
Sinds 1996 zijn fabrikanten van elektrische apparaten verplicht een energielabel aan hun product te hangen. Dit etiket geeft informatie over het elektriciteitsgebruik van in dit geval de wasmachine (zie kader). Het gebruik is ingedeeld in klassen, van A (het efficiëntst) tot en met G. Tien jaar geleden was een D-label de norm. Sommige machines haalden een C of zelfs een B, een A-machine was een zeldzaamheid.

Het volledige artikel is gepubliceerd in Intermediair no. 8, 23 februari 2007 en is te lezen via de website van Intermediair. Het artikel is tevens verschenen op Kennislink en Sync.nl.